WIJNGAARDSLAK
Gasterosteus aculeatus
Hoe weten de slakken de weg?
Het lichaam van een slak bestaat uit drie delen: de voet, het lichaam dat zich deels in het huisje bevindt en de kop. Bij hun kop zitten speciale slijmklieren die slakkenslijm produceren. Dit slijm verspreid over het hele lichaam zodat de slak niet uitdroogt én het helpt de slak om zich te oriënteren. Ze volgen namelijk hun eigen slijmspoor om bijvoorbeeld de weg terug naar een schuilplaats te vinden!
Leefgebied
Wijngaardslakken leven in vochtige gebieden met kalkrijke grond. Ze zijn in daar vooral te vinden langs bosranden, graslanden, wijngaarden en in tuinen.
Winterslaap
In de herfst graaft de wijngaardslak een holletje onder de grond zodat hij beschut is tegen droogte en vorst. Het hol is flesvormig en de slak overwintert met de opening van zijn huis naar boven. Hij metselt het gat dicht met een hard kalk-achtig dekseltje. Dit voorkomt dat de wijngaardslak bevriest of uitdroogt tijdens de winterslaap. Wanneer hij uit zijn winterslaap ontwaakt wordt dit ‘dekseltje’ afgeworpen en eet de slak het deels op.
Slakkeneitjes
Weekdieren verplaatsen zich langzaam en dan kan problemen opleveren om een partner te vinden. Slakken hebben zich daarom zo ontwikkelt dat ze zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen hebben. Dit wordt ook wel hermafrodiet genoemd. Er zijn dus geen mannetje en vrouwtjes! Tijdens de voorplantingstijd in mei tot juli paren ze en worden beide dieren bevrucht.
De wijngaardslak graaft met zijn ‘voet’ (deel van het lichaam waarmee hij kruipt) een gat in de grond om zijn eitjes te leggen. Het leggen van de eitjes kan wel 20 uur duren! De jonge slaken teren de eerste tijd op de dooier uit het ei voordat ze uit het ondergrondse hol omhoog kruipen.