SLOBEEND
Anas clypeata
Water zeef
Met hun grote snavel slobberen slobeenden over het wateroppervlak om voedsel te vinden. Aan de rand van hun snavel zit een kamachtige rand, dit worden lamellen genoemd. Door water in zijn snavel te zuigen en dit er weer uit te duwen blijven voedseldeeltjes in de lamellen hangen. Daarom zoeken slobeenden vaak naar voedsel in de buurt van andere eenden die in het water woelen. Als een slobeend alleen is draait hij zelf kleine rondjes om een draaikolk te maken waarin voedsel mee omhoog komt.
Leefgebied
Tijdens het broedseizoen leven slobeenden vooral in gebieden met zoetwater, zoals: meren, moerassen en rond graslanden. In het najaar trekken ze naar kustgebieden en komen ze ook voor langs de kust en in brakwater.
Warm nest
Rond maart start de broedtijd van de slobeend. Na de paring staat het vrouwtje er alleen voor. Ze bouwt haar nest in het hoge gras door met haar lichaam rond te draaien en te duwen. Rond het kuiltje legt ze gras en ze bekleedt het nest van binnen met dons. Pas nadat alle olijfgroene eieren zijn gelegd begint ze met broeden.